3.1.2 Sachariden

Een andere naam voor sachariden is suikers of koolhydraten. Bekende koolhydraten zijn glucose, dextrose, cellulose en amylose (zetmeel). Er zijn drie typen sachariden: monosachariden, disachariden en polysachariden.

  • Monosachariden zijn de kleinste sachariden; ze bestaan uit één koolstofring (zie afbeelding hieronder). De meest voorkomende monosacharide is glucose. De monosachariden, met name glucose, zijn de belangrijkste brandstof voor cellen. De energie uit glucose kan tijdens de cellulaire ademhaling (verbranding) omgezet worden in energierijke verbindingen, zodat het lichaam de energie beschikbaar heeft voor processen.
Enkele belangrijke monosachariden.
  • Disachariden bestaan uit twee monosachariden die aan elkaar zijn gekoppeld door een glycosidische verbinding. Dat is een covalente verbinding die gevormd wordt in een condensatiereactie (ook wel dehydratie; een reactie waarbij water afsplitst. Dit wordt in het chemiedeel verder behandeld). De meest voorkomende disacharide is sucrose (de gewone tafelsuiker, zie afbeelding hieronder). Deze bestaat uit de monosachariden glucose en fructose. Een ander bekende disacharide is lactose, de suiker die aanwezig is in melk en bestaat uit een verbinding van glucose en galactose.
Sucrose
  • Polysachariden zijn zeer grote (lange) verbindingen van honderden tot duizenden monosachariden, verbonden door glycosidische verbindingen. Polysachariden kunnen twee functies hebben: ze dienen ofwel als reserve en worden later afgebroken in kleinere deeltjes of zoals zetmeel en glycogeen voor energie in de cel, ofwel ze dienen als structuurelement.

Een aantal voorbeelden van polysachariden:

  • Zetmeel is een opslagvorm van glucose in planten. Al deze glucose monosachariden zijn dus door middel van glycosidische verbindingen met elkaar verbonden. Zetmeel wordt bijvoorbeeld opgeslagen in vacuolen.
  • Glycogeen is de opslagvorm van glucose bij dieren. Bij de mens wordt de grootste hoeveelheid van het glycogeen opgeslagen in de lever.
  • Cellulose wordt in planten als structureel element gebruikt voor bijvoorbeeld de celwand. Cellulose bestaat ook enkel uit glucose, maar de verbindingen tussen de monosachariden zijn anders gevormd.