8.3.2 Vorming van eicellen of oögenese

Eicellen worden gevormd in de eierstokken of ovaria. Eierstokken bevatten vele onrijpe primaire follikels, die al voor de geboorte gevormd worden. Deze bevinden zich al voor de geboorte in de profase-metafase van meiose I.

Een primaire follikel is niet één cel, maar een groepje cellen: een eicelmoedercel, met daaromheen cellen die voedingsstoffen aan die eicel geven en vocht. Elke maand vindt er in één van beide eierstok een rijping van één primair follikel plaats. Een rijp primair follikel wordt een Graafse follikel genoemd. Deze bestaat uit een beschermlaag, follikeleptiheel, een follikelholte en een eiheuvel waarin de eicelmoedercel ligt.

Bij het openbarsten van de rijpe follikel valt de eicelmoedercel in de eileider. Dit is de eisprong of ovulatie. De resten van het follikel die achterblijven vormen een geel lichaam of corpus luteum. Op het moment van de eisprong vindt de eerste meiotische deling plaats. De primaire oöcyt of eicelmoedercel (2n) deelt tot een secundaire oöcyt (n) en een eerste poollichaampje (n), dat afsterft. Deze oöcyt blijft steken in de metafase van de tweede meiotische deling. Er ontstaat dus maar één secundaire oöcyt! Na binnendringen van een zaadcel begint de tweede meiotische deling. De secundaire oöcyt (n) vormt nu een ovum of eicel (n) en een tweede poollichaampje (n), dat ook afsterft. Uit één primaire oöcyt ontstaat dus maar één eicel (terwijl bij mannen uit één primaire spermatocyt, vier zaadcellen ontstaan). Dankzij de voedende cellen in het follikel en de kleine poollichaampjes die ontstaan, is de uiteindelijke eicel vele malen groter dan de zaadcel.https://youtu.be/tUCxOCBbKwI?t=176