8.4 Bevruchting

Bevruchting begint kort na de eisprong in de eileider.

De bevruchting vindt plaats in de eileider. Als een zaadcel bij een eicel komt, lossen enzymen uit de acrosoom (de kop van de zaadcel) de celmembraan van de eicel op. De kop van de zaadcel en de centriool dringen de eicel binnen, de staart breekt af. Zodra dit gebeurt, wordt er een ondoordringbaar bevruchtingsmembraan gevormd, het vitellinemembraan. Daardoor kunnen andere zaadcellen de eicel niet meer binnendringen. Een bevruchte eicel noemen we een zygote.

Eeneiige tweeling

Een eeneiige tweeling ontstaat als 2 dochtercellen van 1 zygote uit elkaar gaan na de eerste deling. Hierdoor ontstaan twee genetisch identieke individuen.

twee-eiige tweeling

Een twee-eiige tweeling ontstaat als in elk ovarium een follikel rijpt. Daardoor ontstaan gelijktijdig twee ovulaties en kunnen twee bevruchtingen plaatsvinden. Als beide zygoten zich ontwikkelen ontstaat een tweeling die bestaat uit twee genetisch verschillende individuen.