28.1.1 Eenheden omrekenen

Soms gebruikt met verschillende eenheden voor dezelfde grootheid. Zo kan men het volume van een stof uitdrukken in liters (L) of milliliters (mL). De liter is de grotere eenheid; er geldt 1 L = 1000 mL.

Bij het omrekenen vermenigvuldigt of deelt men door deze omrekenfactor. Bij het omrekenen naar een grotere eenheid wordt de getalswaarde kleiner en andersom.

Het omrekenen met decimale voorvoegsels kan men doen door de decimale komma te verschuiven:

  • kilo (k) = 1000, 3 cijfers verschuiven
  • milli (m) = 1/1000, 3 cijfers verschuiven

Voorbeeld: 0,632 L = … mL.

  • Omdat we van een grotere naar een kleinere eenheid gaan, wordt de getalswaarde groter. Vermenigvuldig dus met de omrekenfactor 1000:
$$0,632 \; \text{L} = 0,632 \cdot 1000 = 632 \; \text{mL}.$$
  • Alternatief: “milli” betekent dat de komma drie cijfers verschoven moet worden. De getalswaarde moet groter worden, dus schuift men de komma naar rechts.