28.3.4 Verdunningen

Om een oplossing met een bepaalde concentratie te verkrijgen, gaat men als volgt te werk:

  • Neem de benodigde hoeveelheid van een bekende, geconcentreerde oplossing.
  • Voeg hieraan oplosmiddel (bijv. water) toe tot het juiste volume verkregen wordt.

De vraag is nu hoeveel concentraat en hoeveel oplosstof er nodig zijn. Een handige vergelijking is

$$C_{\text{verdunning}} \cdot V_{\text{verdunning}} = C_{\text{concentraat}} \cdot V_{\text{concentraat}}.$$

Hierbij is C de concentratie (in mol/L of g/L) en V het volume.

Voorbeeld: Een laborant heeft 550 mL nodig van een 0,75 M HNO3 (salpeterzuur). Zij kan gebruik maken van een geconcentreerde oplossing van 6,0 M HNO3. Hoeveel concentraat zal zij mengen met hoeveel water?

Gebruik de vergelijking:

$$ 0,75 \; M \cdot 550 \; \text{mL} = 6,0 \; M \cdot V_{\text{concentraat}}.$$ hieruit volgt dat $$V_{\text{concentraat}} = \frac{ 0,75 \; M \cdot 550 \; \text{mL}}{6,0 \; \text{M}} = 69 \; \text{mL concentraat}.$$

Hieraan moet vervolgens 550 – 69 = 481 mL water worden toegevoegd.