Glucose is de belangrijkste brandstof van ons lichaam en moet daarom altijd in voldoende mate aanwezig zijn in het bloed. Een teveel aan glucose kan leiden tot hoge bloeddruk en beschadiging van bloedvaten in onder meer de ogen en de voet. Een overschot aan glucose moet dus opgeslagen worden, zodat het beschikbaar gemaakt kan worden als de bloedsuikerspiegel daalt.
De regeling van de bloedsuikerspiegel verloopt als volgt:
- Door eten stijgt de bloedsuikerspiegel (de darmen nemen glucose uit voeding op in het bloed)
- De eilandjes van Langerhans maken in reactie hierop het hormoon insuline
- Insuline maakt dat glucose, met name in cellen in de lever en spieren opgeslagen kan worden. Glucose wordt hierbij omgezet in glycogeen, een polymeer van glucose.
- Als de bloedsuikerspiegel te laag wordt (door lange tijd niet eten of door sporten), maken de eilandjes van Langerhans het hormoon glucagon Glucagon maakt glycogeen uit de cellen weer vrij en zet het weer om in glucose. Hierdoor stijgt de bloedsuikerspiegel weer.
Zo houden insuline en glucagon samen de bloedsuikerspiegel in evenwicht. Na het eten zal er vooral insuline in het bloed aangetroffen worden, bij sporten of vasten vooral glucagon. Een daling in de suikerspiegel zorgt ook vaak voor een hongergevoel. Dit kan na het eten ontstaan als de hoeveelheid insuline net te hoog is en er teveel glucose wordt opgeslagen als glycogeen. Dit zorgt voor een tijdelijke ‘suikerdip’, waardoor sommige mensen vrij snel na het eten zin in zoetigheid krijgen.