Als men een rots een heuvel oprolt, verricht men veel arbeid; toch levert die arbeid geen zichtbaar resultaat. Maar als men de rots omlaag laat rollen, versnelt deze doordat de zwaartekracht arbeid verricht. Het lijkt dus wel alsof een hoeveelheid arbeid tijdelijk is opgeslagen in het feit dat de rots bovenaan de heuvel ligt. Evenzo kan men arbeid als het ware tijdelijk opslaan in een veer. Wij spreken in dit geval van potentiële energie (U).
potentiële energie van kracht F
= arbeid verricht door F als het voorwerp terugkeert naar het nulpunt.
Wanner men arbeid verricht tegen de kracht F in, neemt de potentiële energie toe. Wanneer kracht F zelf positieve arbeid verricht, neemt de potentiële energie weer af.
Een dergelijke potentiële energie kan niet worden gedefinieerd voor alle soorten krachten. Krachten waarvoor potentiële energie is gedefinieerd heten conservatief. De belangrijkste voorbeelden zijn: zwaartekracht, veerkracht, en elektrische kracht.