Verandering van soorten kan ontstaan als er veranderingen in de omgeving plaatsvinden. Voorbeelden van veranderingen:
- Er ontstaan mutaties (tumoren) door bijvoorbeeld straling, waardoor de overlevingskans voor een deel van de individuen toeneemt of juist afneemt.
- Er kan concurrentie ontstaan door te kort aan voedsel of ruimte. Alleen de individuen die genetisch zijn aangepast op deze verandering, zullen overleven en hun genen aan hun nakomelingen doorgeven. Zo kan een soort langzamerhand veranderen.
Een nieuwe soort kan echter pas ontstaan als leden van een soort niet meer onderling kunnen voortplanten. Dat kan bijvoorbeeld zijn door geografische isolatie (een plotseling ontstane rivier of ravijn die een populatie verdeelt). De genen van de twee gemeenschappen kunnen niet meer met elkaar mengen. Als de twee gebieden van andere samenstelling zijn, zal door natuurlijke selectie en survival of the fittest in beide gebieden een andere genenpool ontstaan. Uiteindelijk kunnen de twee groepen zo ver van elkaar vervreemden, dat ze niet meer onderling kunnen voortplanten; ze behoren dan niet langer meer tot één soort.
Reproductieve isolatie kan onder andere het gevolg zijn van:
- Geografische isolatie (vb: scheiding door rivier)
- Ecologische isolatie (vb: andere soort habitat)
- Ethologische isolatie (vb: andere soort zang bij vogels)
- Morfologische/mechanische isolatie (vb: herdershond en poedel)
- Seizoensisolatie