filtreren | Een filter laat vloeistof en opgeloste stoffen door (filtraat), maar houdt vaste deeltjes regen (residu). |
bezinken | In de loop van de tijd zakken dichtere deeltjes naar beneden. |
centrifugeren | Het snel ronddraaien van een mengsel simuleert een versterkte zwaartekracht, waardoor het bezinken sneller verloopt. |
indampen | Scheid een vaste opgeloste stof door de vloeistof boven het kookpunt te verhitten. |
destilleren | Scheid een mengsel van vloeistoffen door te verhitten tot boven het kookpunt van één van de stoffen. De opgevangen en gecondenseerde damp is het destillaat. |
chromatografie | Scheid stoffen door verschil in diffusiesnelheid. papierchromatografie: opgeloste stoffen trekken in papier met verschillende snelheden. gaschromatografie: gassen verspreiden zich in een ruimte met verschillende snelheden. |