Bij titratie onderzoekt men de chemische eigenschappen van een stof door beetje bij beetje een titreermiddel toe te voegen. Dit titreermiddel bevindt zich in een lange, dunne buis, zodat precies afgelezen kan worden hoeveel aan de te onderzoeken stof is toegevoegd.
Om een onbekend zuur te onderzoeken titreert men het met een sterke base van een bekende concentratie. Het equivalentiepunt vindt plaats als de base het zuur precies geneutraliseerd heeft. Wanneer dit gebeurt, neemt de pH in het mengsel sterk toe. Dit kan men waarnemen door een geschikte indicator te gebruiken. Met behulp van het equivalentiepunt kan men nu berekenen wat de oorspronkelijke concentratie van het zuur was.
Op gelijke wijze kan men ook een onbekende base titreren met een sterk zuur.
Een fles bevat een hoeveelheid van een (monoprotisch) zwak zuur. Men plaatst 40 mL van dit zuur in een bekerglas, voegt lakmoes toe, en titreert met 0,050 M NaOH. Na toevoeging van 143 mL van de NaOH-oplossing slaat de kleur om van rood naar blauw. Bepaal de molariteit van het zwakke zuur.
Bij het equivalentiepunt van 143 mL heeft men
hoeveelheid OH– toegevoegd = $\mathrm{0,143 \; L \cdot 0,050 \; mol/L = 0,0072 \; mol}$
hoeveelheid HX (onbekend zuur) = $0,0072 \; \text{mol}$
molariteit HX = $\mathrm{\frac{0,0072 \; mol}{0,040 \; L} = 0,18 \; mol/L}$