Een alcohol heeft een –OH groep. (Deze heet ook wel hydroxyl-groep.) Deze functionele groep heeft een eigenschap die bekend is van water: zij vormt sterke waterstofbruggen. Dit is de reden dat gewone “alcohol” (ofwel, ethanol) een vloeistof is op kamertemperatuur terwijl propaan, met vrijwel hetzelfde molair gewicht, gasvormig is.
Bij de naamgeving zoekt men de langste keten die de –OH groep bevat, en geeft die groep een zo laag mogelijk nummer. Bij de naam van het alkaan vervangt men nu –aan door –anol.
Alcoholen kan men onderverdelen in primair, secondair of tertiair. Hiervoor telt men het aantal koolstofatomen dat gebonden is aan het koolstofatoom met de OH-groep. In bovenstaande voorbeelden is ethanol primair, cyclopentanol secundair, en glycerol zowel primair als secundair.