Ieder punt in het platte vlak wordt uniek bepaald door twee reële getallen (x, y), genaamd coördinaten.
Het gebruik van coördinaten vereist de keuze van een oorsprong (O), die functioneert als het “nulpunt” (0, 0). Door de oorsprong worden een horizontale en een verticale lijn getekend; dit zijn de (coördinaat)assen.
Het is gebruikelijk om de positieve x-richting naar rechts te kiezen, en de positieve y-richting naar boven.
Op grond van de tekens van de coördinaten is het platte vlak onderverdeeld in vier kwadranten.