Biologie cellen

2.3.4 Endocytose en exocytose

Als stoffen niet door eiwitpoorten of via diffusie de celmembraan kunnen passeren, kan ook endocytose en exocytose plaatsvinden. Hierbij worden deeltjes van buiten de membraan door de membraan omsloten. Aan de andere kant van de cel laat de celmembraan de deeltjes weer los (zie afbeelding). Als stoffen op deze manier de cel binnenkomen, heet dit […]

2.3.4 Endocytose en exocytose Meer lezen »

2.3.3 Actief transport

Als er stoffen de cel uit verplaatst moeten worden, maar de concentratie van die stof is buiten de cel al groter dan in de cel, kan verplaatsing niet plaatsvinden door passief transport. Daarom bevat een cel vaak eiwitpoorten die met behulp van energie uit ATP actief stoffen de cel uit kunnen pompen. Dit actief transport

2.3.3 Actief transport Meer lezen »

2.3.2 Diffusie en osmose

Diffusie Iedere stof heeft de neiging zichzelf evenredig te verspreiden over de beschikbare ruimte (thee verspreidt zich door een glas heet water, geur verspreidt zich over de hele ruimte, etc). Dit heet diffusie (zie afbeelding). Als de concentratie van een bepaalde stof, bijvoorbeeld zuurstof, buiten de cel hoger is dan in de cel, zal de

2.3.2 Diffusie en osmose Meer lezen »

2.3.1 Bouw van celmembraan

Bouw van de celmembraan De celmembraan bestaat uit een dubbele fosfolipidenlaag (vetrijk) (zie afbeelding). Fosfolipiden zijn vetachtige stoffen, met een hydrofiele (wateraantrekkende) kop en een hydrofobe (waterafstotende) staart. De hydrofobe staarten richten zich naar elkaar toe, waardoor een laag vet ontstaat waar water niet doorheen kan. Dit vormt geen statisch geheel, maar is flexibel, zoals

2.3.1 Bouw van celmembraan Meer lezen »

2.2 Celorganellen en hun functie

De cel is te vergelijken met een fabriek. Zoals in een fabriek elke machine zijn eigen taak heeft, heeft de cel onderdelen die elk hun eigen taak hebben, de organellen. We zetten de organellen hieronder op een rij. In dierlijke cellen tref je de volgende organellen aan: De celmembraan, ook wel eenheidsmembraan genoemd. De celmembraan

2.2 Celorganellen en hun functie Meer lezen »

2 .1 Bouw van cellen – inleiding

Alle organismen bestaan uit één of meerdere cellen. Daarbij onderscheiden we vier typen cellen: Prokaryote cellen zijn zeer eenvoudig gebouwd en hebben geen celkern. Komen voor in bacteriën. Eukaryote cellen zijn cellen met een celkern en andere onderdelen. Daar zijn drie typen van: Dierlijke cellen Plantaardige cellen Schimmelcellen In dit hoofdstuk behandelen we de bouw

2 .1 Bouw van cellen – inleiding Meer lezen »

2.4 Verwerkingsopdrachten cellen

De antwoorden op deze opgaven zijn te vinden in het downloadbestand onderaan deze pagina. 1. Noteer de functie van de volgende organellen: a. ribosomen b. endoplasmatisch reticulum c. Golgi-apparaat d. mitochondriën e. lysosomen 2. Noteer vier verschillen tussen plantaardige en dierlijke cellen. 3. Noteer van de volgende stoffen op welke wijze ze de celmembraan kunnen

2.4 Verwerkingsopdrachten cellen Meer lezen »

2.0 Cellen – inleiding

Het hoofdstuk cellen bestaat in feite uit twee delen, namelijk de bouw van de cel en transport over het celmembraan. Na het bestuderen van dit hoofdstuk, moet je het volgende kennen en kunnen: de onderdelen van de cel herkennen in een afbeelding. de functies van de celonderdelen benoemen. het verschil tussen plantaardige en dierlijke cellen

2.0 Cellen – inleiding Meer lezen »