3.3.1 Fotosynthese inleiding

Dierlijke cellen zijn niet in staat zelf organische stoffen (bijvoorbeeld glucose) te vormen uit anorganische stoffen (koolstofdioxide en water bijvoorbeeld). Voor de opname van organische stoffen zijn dierlijke cellen daarom afhankelijk van andere cellen. Plantencellen kunnen wel glucose maken uit anorganische stoffen. Dat gebeurt in een proces dat fotosynthese heet.

Fotosynthese is het produceren van organische stoffen uit anorganische stoffen met behulp van licht.

Gedurende de fotosynthese wordt lichtenergie van de zon opgevangen en omgezet in chemische energie. Deze energie wordt gebruikt om glucose te produceren, waar de energie in wordt vastgelegd. Dit proces kan plaatsvinden in planten met bladgroen. Organismen die uit een anorganisch koolstofmolecuul (CO2), een organisch koolstofmolecuul (glucose) kunnen maken, noemt men autotroof.

Opbouwreacties, waarbij moleculen worden aaneengeschakeld tot langere moleculen, heten anabolisme of assimilatiereacties. Dit proces kan opgesplitst worden in twee fasen: lichtreacties en donkerreacties. De chloroplasten spelen, vooral in de lichtreacties, een belangrijke rol.

Overzicht van de fotosynthese. Rechts is te zien dat de fotosynthese in twee stappen verloopt: een lichtreactie, waarin zonlicht wordt gebruikt en ATP en NADPH wordt gemaakt, en de Calvin cyclus waar de energie uit deze stoffen wordt gebruikt en glucose ontstaat.