4.3.4 Translatie

Translatie vindt plaats in de ribosomen. Ribosomen bevinden zich in het cytoplasma en op het ruw endoplasmatisch reticulum. Dit bestaat uit twee delen, een grote en een kleine subunit, die voor de translatie bij elkaar komen.

Het mRNA uit de celkern bindt aan de kleine subunit. Aan de grote subunit binden tRNA’s: dit zijn RNA-moleculen die in een soort paperclipvorm zijn gebogen. Op de lus onderaan – de ‘anticodon-lus’, zitten drie basen, die binden aan drie basen van het mRNA. Zo bindt aan een mRNA code AUG een tRNA met een anticode UAC. Op het andere einde van het tRNA-molecuul bevindt zich een aminozuur. Voor het tRNA met anticode UAC is dat bijvoorbeeld methionine.  tRNA’s zijn dus de eigenlijke moleculen die de genetische code “transleren” (= vertalen) in een aminozuurketen – een peptide. Om een werkend tRNA te verkrijgen moet het dus gebonden zijn met zijn specifiek aminozuur. Translatie begint altijd met binding van methionine (Met). De code AUG is dan ook het startcodon. Eventuele basen in het RNA voor deze code wordt niet vertaald naar aminozuren.

De grote subunit van het ribosoom bestaat uit drie compartimenten: een A site (aminoacyl site) bindt het binnenkomend geladen tRNA (een tRNA gebonden aan zijn corresponderend aminozuur) (zie afbeelding). De P site (peptidyl site) bindt geladen tRNA’s, die bindingen vormen met het groeiende polypeptide maar nog niet gedissocieerd zijn van hun corresponderend tRNA. De E site (exit site) zet gedissocieerde tRNA’s vrij, zodat ze terug geladen kunnen worden met vrije aminozuren. Het ribosoom verschuift één codon per keer en katalyseert elk proces dat plaats vindt op de drie sites. Bij elke stap komt een geladen tRNA het complex binnen, wordt het polypeptide één aminozuur langer en verlaat een ongeladen tRNA het complex terug.

Translatie vindt plaats in het ribosoom, waar tRNA aan mRNA bindt en zo aminozuren koppelt tot een eiwit.

Translatie stopt zodra een stopcodon (UAA, UAG of UGA) wordt bereikt in het mRNA. Wanneer het ribosoom een stopcodon bereikt wordt de groeiende polypeptideketen vrijgezet en dissociëren de ribosomale subunits van het mRNA. mRNA wordt vervolgens nog gedegradeerd zodat de nucleotiden kunnen hergebruikt worden.

De ontstane polypeptide (keten van aminozuren) wordt vervolgens verder gevouwen in het ER en Golgi-apparaat, totdat het in zijn uiteindelijke vorm gevouwen is.

Bekijk hier de uitleg over translatie (vanaf 1.45, maar de uitleg over transcriptie is ook de moeite waard!)