Been en kraakbeen
Been (botten) is door de samenstelling zowel hard als veerkrachtig. Dat komt doordat de beencellen (osteocyten) twee soorten stoffen aanmaken: kalk, dat zorgt voor de stevigheid van been, en lijmstof, dat been flexibel maakt. In kraakbeen zit weinig kalk en veel lijmstof. Bij jonge kinderen bevatten vrijwel alle beenderen veel lijmstof en weinig kalk, waardoor de botten nog enigszins flexibel zijn. Tijdens het opgroeien verbenen de botten en worden ze steviger en minder flexibel.
Bij ouderen neemt de hoeveelheid lijmstof in de beenderen langzaam af. Dit maakt dat ouderen sneller een bot breken dan jonge kinderen.
Bouw van beenderen
Het uiteinde van een pijpbeen wordt de epifyse genoemd, het middelste deel de schacht of diafyse. De epifyse bevat kraakbeencellen, die zich vermeerderen. Dit worden groeischijven genoemd. Hierdoor groeien pijpbeenderen bij kinderen. De lengtegroei komt tot stilstand wanneer de groeischijven verbenen en het kraakbeen dus verdwijnt. Bij de mens gebeurt dit op het einde van de adolescentie.
Om elk bot zit beenvlies of periosteum omgeeft elk bot en zorgt voor diktegroei van beenderen. Dat kan het hele leven doorgaan. Het periosteum is sterk verankerd met het onderliggende bot via de Sharpey vezels. Het botvlies is erg belangrijk in de bevloeiing van het bot dat het omgeeft.
Beenderen worden opgebouwd uit osteocyten en bloedvaten. Ze worden daarom vasculaire cellulaire beenderen genoemd.
In pijpbeenderen is de holte binnenin opgevuld met geel beenmerg. Platte beenderen bevatten rood beenmerg (waar bloedcomponenten worden aangemaakt).