26.1.3 Isotopen

Isotopen zijn atomen die tot dezelfde atoomsoort horen (hetzelfde aantal protonen), maar verschillen in atoommassa (verschillende aantal neutronen). Men benoemd isotopen als volgt:

  • atoomsoort A               Voorbeelden: chloor-37;   uranium-235
  • $^A X \; \text{of} \; _Z ^A X$            Voorbeelden: $^{37}\text{Cl} \; \text{of} \; _{17}^{37}\text{Cl}; \; \; ^{235}\text{U} \; \text {of} \; _{92}^{235}\text{U}.$

Hoeveel protonen, neutronen en elektronen bevinden zich in een strontium-88 ion, lading 2+?

  • Strontium (Sr) heeft atoomgetal 38. Er zijn dus 38 protonen.
  • Er zijn 88 kerndeeltjes, waarvan 38 protonen; de overige 88 – 38 = 50 zijn neutronen.
  • De lading 2+ komt door een elektronentekort. Er zijn 38 – 2 = 36 elektronen.