In intervalnotatie schrijft men
$x\in [-1,5]$ voor –1 ≤ x ≤ 5
Het symbool $\in$ betekent “is een element van”, en [–1, 5] staat voor de verzameling getallen tussen –1 en 5, inclusief die randwaarden. Om aan te gegeven dat de randpunten niet bij het interval zelf horen, gebruikt men notaties als (…), ]…[, of $\left \langle … \right \rangle$. Bijvoorbeeld:
$x \in [8,17]$ voor 8 < x ≤ 17
Een oneindigheidssymbool ($\infty$ of pijltje geeft aan dat het interval onbegrensd is:
$x \in [-3, \rightarrow]$ voor –3 < x
De vereniging van twee intervallen geeft men ook wel aan met \cup:
$x \in [\leftarrow,5] \cup \left \langle 9, \rightarrow \right \rangle $ betekent x ≤ 5 of x > 9
Tenslotte wordt – of $\setminus$ gebruikt om waarden uit te sluiten:
$x \in [-2,5 \rangle \setminus \left \{2,3 \right \}$ betekent –2 ≤ x < 5 maar x ≠ 2, 3.