36.1.3 Rekenen aan driehoeken

De stelling van Pythagoras: In een rechthoekige driehoek geldt

(schuine zijde)2 = (rechthoekzijde 1)2 + (rechthoekzijde 2)2.

Voorbeeld: In een rechthoekige driehoek is de kortste zijde 16 cm en de langste zijde 34 cm. Bepaal de ontbrekende zijde.

  • De langste zijde moet de schuine zijde zijn. Dus:

(34 cm)2 = (16 cm)2 + x2;               stelling van Pythagoras

x2 = 342 – 162;                                oplossen voor x2

$x = \sqrt{1156 – 256} = 30$                                 (positieve) vierkantswortel

Oppervlakte van een driehoek:

  • Een rechthoekige driehoek (met rechthoekszijden a en b) kan worden beschouwd als de helft van een rechthoek met zijden van die lengte. Dus is de oppervlakte van de driehoek de helft van die van de rechthoek:

$$\text{opp} \; = \frac{1}{2} \cdot a \cdot b$$

  • De oppervlakte van een willekeurige driehoek wordt meestal uitgedrukt als

$$\text{opp} \; = \frac{1}{2} \cdot \; \text{basis} \cdot \; \text{hoogte}$$

waarbij “basis” de lengte is van een zijde, en “hoogte” de lengte van de hoogtelijn die loodrecht is neergelaten op die zijde vanuit het tegenoverliggende hoekpunt.

  • De formule van Heron: Als a, b, c de zijden van een driehoek zijn, berekent men eerst de halve omtrek, s:

$$s = \frac{1}{2} (a + b + c)$$ $$\text{opp} \; = \sqrt{s \cdot (s-a) \cdot (s-b) \cdot (s-c)}. $$

Voorbeeld: Wat is de oppervlakte van deze driehoek?

  • Het lijnstuk van lengte 4 staat loodrecht op de zijde van lengte 9 + 5 = 14, en is dus een hoogtelijn.

$$\text{opp} = \frac{1}{2} \cdot \; \text{basis} \cdot \; \text{hoogte} = \frac{1}{2} \cdot 14 \cdot 4 = 28$$