21.1.1 Krachten

Een kracht (F) beschrijft een duwende of trekkende werking van het ene voorwerp op het andere. Een kracht is dus het gevolg van een wisselwerking tussen twee voorwerpen. In principe beïnvloedt een kracht alleen het voorwerp waarop het inwerkt. Krachten komen echter altijd in paren voor, zodat wisselwerkende voorwerpen beide een kracht ondervinden.

Een kracht kan verder worden getypeerd door haar grootte en richting. Derhalve is kracht een vectoriële grootheid. De SI-eenheid voor kracht is de newton (N), gedefinieerd als $\mathrm{kg \cdot m/s^2}$. Kracht is een momentane grootheid; zij kan variëren van ogenblik tot ogenblik.

Bij het analyseren van krachten in een bepaalde situatie doet men er goed aan de volgende aspecten even na te lopen:

  • Op welk voorwerp wordt kracht uitgeoefend?
  • Welk voorwerp oefent de kracht uit?
  • Wat voor soort kracht is het? (Bijv. zwaartekracht, wrijvingskracht.)
  • Wat is bekend over de grootte en richting van de kracht?
  • Hoe ontwikkelt de kracht in de loop van de tijd? (Duurt zij voort? Is zij tijdelijk? Verandert zij van grootte?)

Wanneer men de beweging van een bepaald voorwerp verklaren of voorspellen wil, is het verstandig een tekening te maken, waarin alle relevante krachten getekend worden. De krachten worden getekend als pijlen in de desbetreffende richting, met de lengte van de pijlen als indicatie van de grootte van de krachten. Teken slechts die krachten, die op het voorwerp werken.

Als het gaat om een voorwerp dat al beweegt, kan men eventueel de bewegingsrichting in de tekening aangeven. Het moet echter wel duidelijk blijven dat deze pijl geen kracht voorstelt!

Voorbeeld: Op een skiër die een helling afglijdt werken zeker vier krachten, als getoond in dit diagram.