De antwoorden op deze opgaven zijn te vinden in het downloadbestand.
1. Een springveer heeft een lengte van 35 cm. Hangt men er een pak suiker van 2,0 kg aan, dan wordt de lengte van de voor 65 cm.
a. Voorspel de lengte van de veer als er een zak appels van 4,5 kg aan wordt gehangen.
b. Bepaal de veerconstante k.
2. De weg is nat; hierdoor kan het wegdek maximaal een horizontale kracht van 0,4mg uitoefenen op de wielen van een fiets. Hoe groot moet de straal van een bocht minimaal zijn zodat de fietser er met een snelheid van 5,0 m/s (18 km/u) doorheen kan?
3. Met laat een piano aan een kabel naar beneden zakken. Wanneer de piano stil in de lucht hangt, is de spankracht in de kabel gelijk aan 3250 N. Is de spankracht gelijk, groter of kleiner dan deze waarde wanneer
a. de piano omlaag begint te gaan,
b. de piano met constante snelheid omlaag zakt,
c. de piano net vóór de grond abrupt tot stilstand komt?
4. Een skiër gaat van een steile helling af, een hoogteverschil van 40 meter. Onderweg raakt hij 50% van zijn potentiële energie kwijt door luchtweerstand. Hoe snel gaat hij aan het eind?
5. Een stijve veer (k = 1500 N/m) die 3 cm is samengedrukt wordt gebruikt om een balletje van 40 g omhoog te schieten. Welke hoogte zal dit balletje bereiken?