Bij de absolute waarde verwijdert men het minteken: |–15| = 15.
Optellen
- als de tekens gelijk zijn, tel de getallen op en houd het teken: –8 – 21 = –29
- als de tekens ongelijk zijn, trek af en neem het teken van het getal met de grootste absolute waarde: –7 + 13 = +6 maar –17 + 3 = –14.
Aftrekken
- aftrekken = optellen van het omgekeerde: 5 – (–9) = 5 + 9 = 14
Vermenigvuldigen en delen
plus x plus = plus plus x min = min
min x plus = min min x min = plus
Vergelijken
- positief is altijd groter dan negatief
- 5 < 9 maar –5 > –9